Ode
Al lesgevend doorkruis ik de Achterhoek met een tas vol poëzie; wanneer ik de kinderen naar die term vraag kennen ze ‘m vaak niet. Ze zitten in groep vijf en zes, op schooltjes die het decor kunnen vormen in films vol nostalgie, in dorpen die kernen blijken en buurtschappen die werelds zijn. Met leerkrachten die zacht ogen, maar gezag hebben. Waarnaar geluisterd wordt, omdat hun inzet dat verdient. Vakmensen die gniffelen en geraakt worden door wat leerlingen delen, die een hart hebben dat voorbij aan schooltijd voor hun lokaal klopt.
We praten over wanneer iets klopt, wat een dubbele betekenis is en filosoferen over waarom ik liever dichter, dan verder ben. Er zit een jongetje van Turkse komaf in de klas. Het is niet dat ik dat direct zag, maar hij verhaalt breedsprakig en trots over zijn land. We vergelijken Ankara bevlogen met Doetinchem en na zijn zoveelste relaas, vraag ik hem de kern van zijn verhaal in één zin te duwen. En dan antwoordt hij zacht: ‘ik voel het in mijn hart.’
Wat sluit ik hier graag aan, bij die groepjes die open naar je staren en zich talig openbaren. Bij dat keerltje dat zich in streektaal aan mij voorstelt als Theo en wiens lievelingswoord ‘koe’ is. We verstaan elkaar, want we luisteren. Er huizen zielszinnen in deze mensjes, over hoe je met je fantasie iemand bij je kunt wensen en dat de klok in deze klas inmiddels wel uitgeteld zal wezen.
‘Poëzie, dat zijn alle gedichten bij elkaar’, zeg ik. En dat ze na vandaag kunstenaars zijn, met geopende hoofden die met schoonheid strooien. Omdat ze zien dat hun drinkbeker zich vast leeg moet voelen en waarom het belangrijk is de wereld zo te bekijken. Niet altijd hoor, want je moet ook gewoon alledaags kunnen blijven. Toch; je simpelweg soms even verwonderen, iets delen en er daarna anders naar kijken. Dat is schoon, dat is kunst.
En ja, dat kan ook als je lievelingswoord ‘koe’ is. Zeker wanneer je je bedenkt dat een trekker zich wel sterk zal wanen. ‘De koeien loeien naar ‘m’, zegt Theo. Nogal wiedes, denk ik, ze staan stil bij zijn kracht, zetten dat kracht bij en dagen uit met geluid, daar komt poëzie uit.
‘Ik schrijf elke avond’, deelt een teer meisje met een fijn montuur. ‘Als mijn hoofd vol is, leeg ik het met een gedicht.’ Mijn adem stokt, het klopt. Iets wat groots is kun je kleiner maken, verbeelding gaat niet altijd over teleporteren en vliegende draken; stop je tranen eens poëtisch in een potje, leeg je leegte onder het deksel en parkeer het even. Strooi zinnen in het universum en maak je buurtschap werelds. Denk je donker licht, met een gedicht.
Eva Schuurman geeft de workshop ‘Mijn zinnen van binnen’, die kinderen een poëtisch handvat geeft dat houvast kan bieden bij het naar buiten brengen van een binnenwereld. Zij schreef de column Ode voor de weekkrant Contact Bronckhorst | Midden.